Mijn blog gaat ditmaal over afscheid. Nu de eerste mensen afscheid hebben genomen van de slachtoffers van de incidenten in Parijs, valt mijn ‘afscheid’ eigenlijk in het niet. Toch is het iets wat mij persoonlijk heeft geraakt. Erover schrijven, is dan ook best een beetje vreemd.
In het onderwijs weet je dat er tijden zijn van komen en tijden zijn van gaan. Je hebt elk jaar een nieuwe groep leerlingen. Aan het eind van de rit, stuur je de kinderen door naar een andere school. In het ZMOK onderwijs wordt daarin nog eens onderscheid gemaakt tussen het reguliere voortgezet onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.
Dit afscheid was totaal anders. Het is een afscheid waarvan je hoopt het nooit mee te maken, verwacht het ‘later’ een keer mee te maken en waarbij je het gevoel hebt ‘dit overkomt mij toch niet’.
In mijn groep heb ik geregeld te maken met opstandig gedrag. Kinderen zeggen “nee”, weigeren te doen wat je vraagt, gaan juist het tegenovergestelde doen van wat je vraagt of zoeken op andere manieren de grenzen op. Eén van deze andere manieren, is agressie. “Er moet in stilte gewerkt worden,” lokt de reactie uit tot praten en zingen. “Ik hoor je, ik verwacht dat je stil bent,” leidt tot een boos gezicht en verder zingen. “Je waarschuwingen zijn nu voorbij, je mag op een andere plek zingen tot je rustig bent en als je werk niet afkomt, maak je het af tijdens de pauze,” leidt tot een schop tegen de tafel, opstaan, een dreigende houding, schreeuwen en bedreigen. De rest van de klas kijkt met grote ogen weg, naar hun werk. Ze voelen zich niet veilig. Aan mij de taak om deze kinderen, ook de agressieve jongen, een veilige omgeving te bieden.
Als dit in zeer korte mate aanwezig is, valt dit te verwaarlozen. Er wordt een aantekening gemaakt, ouders worden op de hoogte gesteld en met het kind wordt een indringende conversatie gevoerd. Komt dit echter dagelijks (of meerdere malen per dag) voor bij een kind, dan moet er aan de bel getrokken worden.
Als door alle betrokkenen aan de bel getrokken wordt, plannen worden geschreven, handelingen worden uitgevoerd, interventies worden gepleegd en iedereen er ’s avonds in bed maar aan blijft denken hoe dit verder moet, weet je dat er iets drastisch moet gebeuren. Maar zo drastisch als het gevolg hier, heb ik toch als een schok ervaren.
’s Ochtends krijg ik in mijn oor gefluisterd dat er een plek is gevonden waar deze jongen beter geholpen kan worden. Mijn eerste reactie is: Wat fijn! Dan kan hij zich verder ontwikkelen! Het blijkt wel dat deze plek nog dezelfde week ingenomen moet worden door de jongen. Wanneer diezelfde week, is nog onduidelijk.
Een uur later krijg ik meer nieuws. De jongen gaat morgen naar zijn nieuwe plek, of over drie dagen. Het afscheid is snel, misschien zeer snel. “Morgen? Wanneer is hij dan voor het laatst?” is mijn (domme) vraag. Dat zou dan dus vandaag zijn. Maar inmiddels weet ik het één en ander van de zorg in Nederland en ga uit van de drie dagen. In de middag zou ik het definitief te horen krijgen.
Het is half drie. De kinderen gaan bijna naar huis en er is nog geen definitief nieuws wanneer de jongen de groep gaat verlaten. Ik zeg hem gedag zoals ik alle kinderen gedag zeg en verwacht hem de komende dagen nog te zien. Het is half vier als ik te horen krijg dat hij morgenochtend vertrekt. Gelukkig komt hij nog even vijf minuten afscheid nemen in de ochtend.
Het afscheid is kort. Er is een mooie knutsel in elkaar geflanst met foto’s en een afscheidstekst. Ik vertel hem dat hij trots mag zijn op zichzelf en dat wij zijn grapjes zullen missen. Hij staat erbij, hij luistert. Of het binnenkomt wat ik zeg, weet ik niet. Na alle maanden strijd met deze jongen, heb ik een band met hem opgebouwd. Ondanks zijn woede en agressie, ontving ik ook knuffels en tekeningen van hem. Terwijl hij de klas uitloopt, voor een laatste keer, denk ik bij mijzelf: ik hoop dat hij een plekje vindt waar hij gelukkig zal zijn.