Opstandige studenten, katten en kinderen

Afbeelding

Nog niet zo heel lang geleden was ik fulltime student. Een aantal jaar heb ik in een studentenhuis gewoond. In mijn geval moet je een kamer van 12 m2 voorstellen waarin twee stellingkasten, een ladekast, een tafel, nog een kast, een koelkast en een tweepersoonsbed gepropt stond. Er hingen nog wat planken aan de muur om mijn dvd collectie op te plaatsen. Aardig vol dus. Nu sta ik niet bekend om mijn opgeruimde spullen. Integendeel, toen ik op mijn zeventiende met een groep vrienden op vakantie ging, werd ik al snel gezien als de rommelkont en stonden mijn vrienden mijn was op te ruimen. Thank god voor mijn vrienden, maar nog steeds word ik er (terecht) mee geplaagd.
Tijdens mijn leven als student was ik op mijn kamer logischerwijs geregeld spullen kwijt. Op een ochtend kon ik mijn ov-chipkaart niet vinden. Nog een keer mijn jaszakken checken, niks. Tas doorgespit, niks. Ik gooide mijn spullen van tafel, niks te vinden. Ik  raakte lichtelijk in paniek. Als student is het gratis openbaar vervoer heilig. Het brengt je droog en gratis op de plek van bestemming. Ik begon te schelden en te vloeken. Mijn hart ging als een razende tekeer en ik ging van geïrriteerd, naar boos, naar woedend. Zo woedend, dat ik een schop gaf tegen de poot van de tafel. Stuk. De poot barstte in tweeën. Alsof mijn ochtend nog niet zwaar genoeg was geweest.

Ik zie het ook bij mijn katten. Vooral in de omgang met elkaar. Als iets niet gaat zoals zij het hebben bedacht, vallen ze elkaar aan. Er komt wat blazen, krabben en klappen bij kijken. Het voordeel van de katten is dat ze vervolgens weer samen in een mandje liggen en elkaar schoon likken. Ik heb mijn tafelpoot geen blik waardig gegund, laat staan hem gerepareerd.

Oppositonal defiant disorder, ook wel ODD genoemd, staat in de Nederlandse volksmond bekend als opstandig, dwars en driftig. Het is te vergelijken met de afkorting ADHD, waar Nederlanders vaak ‘alle dagen heel druk’ als definitie noemen. Kinderen met ODD zijn driftig, verzetten zich tegen regels, maken ruzie met volwassenen, geven geregeld de schuld aan anderen, zijn prikkelbaar en boos en ze zijn vaak wraakzuchtig. Het is een zwaar label om opgeplakt te krijgen, als je deze kenmerken op een rijtje zet. Nog zwaarder is het als leerkracht voor een groep kinderen te staan, waarvan een groot deel gediagnosticeerd is met ODD. Niet alleen ik, ook andere professionals die met kinderen met ODD te maken krijgen, geven aan het lastig te vinden om planmatige, doelgerichte activiteiten uit te voeren met kinderen met ODD.
ODD fascineert me. Ondanks mijn eigen temperament, kan ik me regelmatig niet relateren aan deze voortdurend bozige kinderen. Mijn interesse voor deze kinderen is al een tijd geleden gewekt en ik zou bijzonder graag willen weten welke activiteiten ik als M.SEN student de komende tijd kan ontwerpen om deze leerlingen, en hun leerkracht, te helpen met het bevorderen van de sociale ontwikkeling. Immers, elke leerkracht wil zijn bozige kinderen af en toe zien lachen! Na veel wikken en wegen heb ik een beslissing genomen. Mijn scriptie zal over dit boeiende onderwerp gaan, waarbij ik mijn eigen interesse kan combineren met de ervaringen en meningen van andere professionals. En dat niet alleen. Voornamelijk kan ik mijn eigen interesse combineren met de persoonlijke inbreng mijn doelgroep: De meningen, gevoelens en interesses van kinderen met ODD.

Executieve functies en zo

verbrande hand in engeland Foto: Engeland, 1992

De tentamens komen eraan. Leren geblazen dus. Met mijn neus de boeken en artikelen in over kinderen met gedragsproblemen, in de hoop straks een mooi cijfer te halen. Nu heb ik zelf ook een aantal ‘speciale’ trekjes. Hiermee bedoel ik onder andere dat ik leer door alles in een schema te zetten. Ik zet de artikelen naast elkaar in een tabel en vat hieronder per thema de artikelen samen. Lekker overzichtelijk, zo’n samenvatting die niet bestaat uit nog een keer lappen tekst.

Interessant is de literatuur over executieve functies (Smidts en Huizinga, 2011). Dit zijn de functies die wij gebruiken om te plannen, ons aan te passen, ons geheugen te gebruiken, inzicht hebben in eigen gedrag, omgaan met emoties en weerstand bieden aan impulsen. Het hele verhaal over welk deel van de hersenen wordt gebruikt, spreekt mij minder aan. Die fontrale cortex en cerrebellum zeggen mij gewoon niet zo veel. Het is niet voor niets dat ik biologie heb laten vallen op het moment dat dit een optie was. Interessant echter zijn de praktijkvoorbeelden, die ik direct kan linken aan mijn stage. Kinderen die het moeilijk vinden als de structuur wegvalt en zij zich moeten aanpassen aan een nieuwe situatie en kinderen die moeite hebben met het negeren van hun buurman als die verkouden is en geregeld zijn neus op moet halen.
Ook denk ik aan mijzelf als dreumes. Op vakantie verbrandde ik mij door mijn hand op een kookpitje te leggen, waar zojuist op was gekookt. Ik kon geen weestand bieden aan de verleiding om te voelen aan dat hete pitje. Vervolgens heb ik hier wel van geleerd, vuur vind ik eng. Bij voorkeur kom ik niet bij vuur in de buurt. Inmiddels kan ik de gevolgen van mijn acties inzien en zal minder snel toegeven aan de impulsen om iets uit te proberen waarvan ik weet dat het verkeerd, of toch in ieder geval pijnlijk, zal aflopen.
Ook andere schrijvers schrijven over onderzoeken die gelinkt kunnen worden aan executieve functies. Zo wordt er geschreven over hoe op jonge leeftijd kinderen al een ontwikkelingsstoornis kunnen krijgen door hun achtergrond. De executieve functies worden minder ontwikkeld in gezinnen met lage inkomens en bij kinderen met handicaps. Door deze achterstanden ontwikkelen kinderen agressie of juist verlegenheid. Ze kunnen minder goed omgaan met emoties, reageren op hun omgeving en hebben geen inzicht in hun eigen houding en gedrag. De kracht van taal is hierbij ook van belang. Kinderen met een spraakgebrek of kinderen die moeite hebben met communiceren en sociale interactie, kroppen geregeld hun gevoelens op. Uit onderzoek blijkt zelfs dat drie op de vier kinderen met communicatieproblemen kans hebben op mentale gezondheidsproblemen
Wat mij boeit zijn de opdrachten die uitgevoerd (kunnen) worden om te kijken hoe ver bepaalde executieve functies ontwikkeld zijn. Je zou voor de grap eens De Toren Van Hanoi moeten opzoeken. In eerste instantie dacht ik: Ha, makkelijk! Drie schijven en die verplaatsen van begin naar eindpunt, per schijf, waarbij groot niet op klein mag liggen, in zo min mogelijk stappen. Maar wat als er vijf schijven liggen? Of tien schijven? Ik schrok van de ontwikkeling mijn eigen executieve functies. Ik duim dat mijn hersens nog niet volgroeid zijn. Gelukkig ontwikkelen deze functies zich tot ver in de jongvolwassenheid. Ik voel me jong en volwassen, dus dat zal wel goed zitten. Alle tijd om verder te ontwikkelen dus. Ik ga weer verder leren.

Literatuur:
Cross, M. (2011). Children with social, emotional and behavioral difficulties and communication problems. There is always a reason. London / Philidelphia: Jessica Kingsley Publishers (pp.35-60)

Moritz Rudasil, K., Reio T.G., Stipanovic, N., & Taylor J.E. (2010). A longitudinal study of student-teacher relationship quality, difficult temperament, and risky behavior from childhood to early adolescence. Journal of psychology, 48(5), pp. 389-412

Smidts, D., & Huizinga, M. (2011). Gedrag in uitvoering. Over executieve functies bij kinderen en pubers. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds (pp. 19-104)