Wat ik wil

“Toen ik voor mijn achtste verjaardag een schoolbord kreeg, wist ik dat ik juf wilde worden.” Dit was de openingszin van mijn solicitatiebrief die ik schreef op de Ipabo om aan te tonen dat ik snel aan de slag zou kunnen in het onderwijs. Mijn docent was enthousiast. De zin klopt ook nog. Ik kreeg niet alleen een schoolbord, ik kreeg een passie. Toen ik acht was, was mijn zusje vier. Buiten het feit dat ze een buitengewoon goed stel hersens heeft, was ik erg trots dat ik haar op die leeftijd aan de hand van getekende pizza’s (lees: cirkels) en chocoladerepen (lees: balken) breuken leerde. Ik zie ons nog zitten, onderaan de trap naar zolder, schoolbord in de gang. Eerst controleren in mijn multomap of alle kinderen wel aanwezig waren (mijn zusje zij braaf bij elke naam ‘ja’  of niks, waarop ik een grote Z van ziek achter de naam schreef) en dan snel aan de slag.
Toch was het enthousiasme van mijn docent tevergeefs. Het onderwijs neemt alleen, als dat al een optie is, invallers aan. Met het idee dat ik binnen korte tijd mijn studentenhuis moest verlaten en een appartement moest huren in Amsterdam, was invalwerk geen optie. Gelukkig kwam ik al snel binnen bij een kinderdagverblijf, waar het aantal uur precies was wat ik mij van het werkende leven voorstelde en ik heb het er nog steeds naar mijn zin.
Toch ben ik daarnaast gaan studeren. Mijn masteropleiding tot gedragspecialist was uiteindelijk een logische keuze. Nu ik steeds meer leer over kinderen met psychiatrische stoornissen, hun dagelijks leven op school en thuis, merk ik dat mijn hart niet alleen naar hen uitgaat. Mijn hart gaat uit naar hun broertjes en zusjes. Door de broer of zus die het moeilijk heeft thuis en op school, zie ik dat er kinderen zijn in deze huishoudens die op een tweede plek gezet worden. Als derde kind in een huishouden van vier zussen, weet ik dat het soms (bek)vechten is om aandacht. Kan je nagaan als je zus ook nog eens allerlei gedragsproblemen heeft en zowel thuis als op school niet te handhaven is!
Het kind is er en elk kind moet gezien worden, want elk kind is bijzonder. Het lijkt mij fantastisch om reguliere kinderen de extra aandacht te geven die kinderen die ergens in uitblinken of ergens moeite mee hebben al krijgen. Elk kind verdient persoonlijke aandacht, ook in een grote groep met kinderen die als lastiger worden ervaren of kinderen die sociaal juist erg sterk zijn. Ik weet misschien nog niet hoe en wanneer, maar ooit ga ik mij voor deze kinderen sterk maken.

Gekke bekken trekken

gekke bekken trekkenHet is woensdagochtend, 8.00 uur. Ik kom mijn groep binnen en doe de lichten aan. Ik zie speelgoeddieren klaarstaan op een vloerkleed, er liggen puzzels op tafel en de houten treinbaan ligt klaar om in elkaar gezet te worden. Ik besluit om het tafeltje in de poppenhoek nog even aan te kleden als de eerste ouder van de dag binnenkomt, het kind achter zijn benen  verscholen. Met een brede glimlach loop ik richting het kind, die zich losrukt van papa en rennend mijn kant op komt. Wat een plezier op de vroege ochtend! Na een kort afscheid met papa beginnen we te bouwen aan onze treinbaan. Binnen een uur loopt de groep vol en bij elk kind dat binnenkomt zet ik een oprechte lach op en wens iedereen persoonlijk een goede morgen toe. Ook oprecht, want ik wil graag dat iedereen een goede morgen heeft. De rest van de ochtend ben ik, naast de verzorgende taken, bezig met dansen, zingen, stoeien, knuffelen, gekke bekken trekken en vooral met lachen. Veel lachen. Ik ren met de kinderen mee, doe mee met hun spel en lach om alles wat ik zie en doe met deze kinderen. Kinderen van twee tot vier jaar zijn buitengewoon grappig en daar maak ik gebruik van als ik werk.

Nu ik deze dag met een collega sta die ik nog niet goed ken, merk ik hoe belangrijk mijn gelach met de kinderen eigenlijk is. Zij vraagt mij letterlijk hoe ik dat toch doe.
“Hoe ik wat doe?”
“ Zo enthousiast, zo vrolijk. Zo veel energie. Je bent zo druk met allerlei dingen op werk en ook naast dit werk en toch sta je hier de hele dag te springen en te dansen met die kinderen.”
Ik ben verbaasd. Zelf heb ik niet altijd door dat ik zo druk ben met de kinderen en ik vind mijzelf al snel behoorlijk chagrijnig. Ik antwoord een beetje stuntelig: “Uh, ja, ik ben eigenlijk best moe. Maar ik vind mijn werk gewoon leuk. En buiten dat, ik doe dit niet alleen voor mezelf, ik doe gezellig met de kinderen omdat ik hen een leuke dag wil bezorgen.”
Op het moment dat ik het zeg, realiseer ik me dat dat inderdaad zo is. Ik wil dat de kinderen een leuke dag hebben. Als zij willen dat ik een boekje lees terwijl ik helemaal geen zin heb ik Piepsa die niet in haar eigen bed durft te slapen, sleep ik mij toch weer naar de boekenkast om de kinderen voor de derde keer die dag dat verhaal voor te lezen. Gewoon, omdat zij dat fijn vinden. Omdat zij daar een lach op hun gezicht van krijgen.
Ik kan mij niet voorstellen dat er een dag komt met deze kinderen waarop ik geen grapje uithaal of iemand de kieteldood geef. Ik vind het fantastisch om kinderen van drie jaar uit te dagen antwoord te geven op vragen waarvan ik weet dat dat antwoord mij aan het lachen zal brengen. Denk aan: “Waar woon ik eigenlijk?” (antwoord: “Op de bank!”),  “Wat is mijn werk?” (antwoord: “Werken doen mijn papa en mama, jij niet”) of “Wat ga jij later worden?” (antwoord: “Nog stouter!”). Maar ook de kinderen uit te dagen om onderlinge relaties in beeld te brengen. Zo hoor ik graag wie op wie verliefd is en kijk vervolgens hoe deze kinderen het komende uur tegen het kind ‘op wie zij zijn’ reageren en spelen. Het bezorgt mij plezier en de kinderen lachen geregeld gedurende de dag. En daarvoor doe ik het. Ik ben pas happy als mijn kids happy zijn.
Enthousiast? Dat ben ik zeker. Soms iets té enthousiast misschien. Daardoor ben ik aan het eind van de dag misschien moe (en chagrijnig…), maar vooral voldaan. Morgen weer zo’n dag!

Het wel en wee van deze leerkracht

what teachers do
Meerdere malen kwam ik de afbeelding tegen. De afbeelding waarop duidelijk wordt hoe iedereen eigenlijk naar mij kijkt als leerkracht. En verrek, als ik zo de afbeeldingen bekijk, lijkt het nog aardig te kloppen ook.

What my friends think I do. Gezellig spelen met kinderen. Een beetje liedjes zingen, een spelletje spelen, en, met de komst van het digitale schoolbord, lekker filmpjes kijken. In de kinderopvang mogen we daar nog gezellig luiers verschonen aan toevoegen en in het onderwijs de druk van kennis aanbieden. Maar dit terzijde natuurlijk. Ook mag ik niet al mijn vrienden over één kam scheren. Veel weten wel degelijk dat er als leerkracht veel meer van je verwacht wordt dan op het eerste gezicht misschien gedacht wordt.
What my mother thinks I do. Een pak slaag geven misschien niet, maar ik kan mij een sinterklaasgedicht herinneren waarin werd gememoreerd dat ik meerdere malen kinderen uit mijn klas moest zetten. Dit is waargebeurd en ik had die kinderen een eeuw geleden vast een pak rammel verkocht. In de huidige maatschappij moet ik het op een (andere) pedagogische wijze overleven: praten. Niet altijd makkelijk, omdat kinderen bij voorkeur niet willen praten over problemen, ze willen graag een oplossing aangedragen krijgen. Of ik even hun probleem op wil lossen. De vraag is dan wat leerzamer is, dat pak rammel of praten met een kind dat niet luistert.
What society thinks I do. Ah, daar komt het. Het veelbesproken onderdeel, de bijkomstigheid van het leerkracht zijn. Vakantie! Na elke zeven tot negen weken springen wij als leraar weer een gat in de lucht omdat we een weekje (of twee, of zes) vakantie hebben. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat in deze vakantie ook hard gewerkt moet worden. Handelingsplannen en rapporten moeten geschreven worden en er moeten voorbereidingen worden gedaan voor de volgende periode. Zit er een dagje shoppen tussen? Natuurlijk, maar dit is ook ter verwerking. Elke dag met kinderen werken is gewoonweg intensief. Het klinkt misschien cliché, maar de leerkracht heeft zijn weekjes vrij hard nodig.
What my students think I do. Op mijn luie aars zitten. Ach, dat valt wel mee, hooguit af en toe een klacht dat ik op moet schieten met een toets nakijken of dat ik nu eindelijk eens mijn afspraak nakom en dat ene kind een boekenlegger geef waar hij al een week of twee om vraagt. Anyway, dat ik er af en toe voor kies om achter mijn bureau te zitten terwijl mijn kinderen hard aan het werk zijn, heeft meer te maken met een stukje uitgestelde aandacht waar kinderen mee om moeten leren gaan. Als zij mij dan lui vinden, vind ik dat prima. Ik werk in ieder geval aan mijn pedagogisch klassendoel.
What I think I do. Of toch zeker wat ik hoop dat ik doe. Als leerkracht wil je de kinderen wijsheid en kennis meegeven op zoveel mogelijk gebieden. Dit wil ik bereiken door in te spelen op interesses en de voorkeursmanieren van leren voor kinderen. De betrokkenheid van de leerlingen staat ten alle tijden centraal. Als de betrokkenheid weg is nemen de kinderen geen kennis meer op. Toch moet er elke dag gerekend worden en elke dag een taalles worden gedaan. Best lastig, al die kinderen vijfentwintig uur per week betrokken houden bij de zakelijke vakken.
What I really do. Het is waar. Als leraar zit je geregeld met de handen in het haar. Nakijkwerk, oudergesprekken, nadenken over dat ene voorval van die dag en hoe je morgen op dat kind reageert als het binnenkomt. Het houdt je bezig, zelfs als je ’s avonds thuis op de bank, met je kopje thee, een filmpje kijkt. Dan zeg ik tussendoor opeens tegen mijn vriend: ‘Schat, wat moet ik nou morgen als dat kind binnenkomt?’ Hij kijkt (een beetje geïrriteerd) op, slaakt een diepe zucht en zet de film op pauze. ‘ Ik zet hem pas weer aan als je je gaat concentreren op de film, anders mis je weer een deel.’
Loslaten. Ook belangrijk in het vak als leerkracht. Meer dan je best kan je niet doen. Vele leraren zetten zich voor meer dan honderd procent in, terwijl het juist zo belangrijk is om af en toe even te kijken naar jezelf en voor jezelf de tijd en aandacht te nemen die je verdient. Tijd om een filmpje te kijken dus.