Tien voornemens voor 2014

Goede-voornemens

1. Minder vloeken.

Vloeken is iets van alle tijden. Iedereen vloekt wel eens. Ik vloek geregeld. Daar ben ik niet trots op. Vooral met ziektes die (gelukkig) niet meer voorkomen en geslachtsdelen. Vaak word ik er in mijn privé leven op gewezen dat ik onwijs kan vloeken en schelden en mijn temperament helpt mij daar niet bij. Dat wil zeggen: ik ben overemotioneel. In mijn geval houdt dat in dat ik extreem blij kan zijn en binnen een paar seconde enorm boos of uitzonderlijk verdrietig kan zijn. Deze wisselingen heb ik al mijn hele leven en vaak is het in deze situaties zo dat er niks aan de hand is, maar dat ik graag van een mug een olifant maak en graag even de aandacht op mij vestig. Het werkt! Prima dus, dat emotionele gedoe van mij, maar dat vloeken ga ik achterwege laten.

2. Het tweede jaar van mijn studie starten zonder herkansingen.

Studeren is niet makkelijk. De woorden ‘geldgeberek’ en ‘tijdgebrek’ zeggen in deze zaak misschien al voldoende. Na mijn eerste studie ben ik een jaar gaan werken, zonder studielasten. Inmiddels is het zo dat ik studielasten heb (lees: collegegeld, boeken aanschaffen etc.) en nog maar twee dagen in de week werk, omdat ik de rest van de week stage loop en studeer. Weinig inkomen dus. Hierin wordt de term ‘tijdgebrek’ ook concreet gemaakt. Hoewel ik naast college op maandagavond vrij ben in de avonduren, zit ik geregeld achter mijn laptop mijn schoolmail te checken of ik nog iets moet doen voor de aankomende colleges. Het studentenleven is dus al druk genoeg en herkansingen kan ik daar niet bij gebruiken. Daarnaast heb je als student (ook als niet-student trouwens, maar dat terzijde) geweldig veel feestjes die allemaal afgelopen moeten worden. Hier kies ik uiteraard zelf voor, maar feestjes zijn nu eenmaal leuk en die wil ik niet missen. Hoewel een avondje thuis op de bank gelukkig ook geregeld voor komt.

3. Sporten.

Gevoelig onderwerp. Al een jaar of twee sport ik niet (regelmatig) meer. Voor die tijd deed ik aan hardlopen en ging ik geregeld naar de sportschool. Daarvoor heb ik jaren gedanst, op atletiek gezeten en aan turnen gedaan. Daar is dus niet veel van over. Hoewel je het aan de lijn nog niet ziet, merk ik dat de conditie het van zich af laat weten. Nu weet ik dat ik een staand beroep heb, geregeld kinderen til en heen en weer ren als we tikkertje spelen, maar doelgericht sporten zit er al tijden niet meer bij. Wat en hoe weet ik nog niet, maar dat sporten moet gebeuren.

4.Geduldig en vriendelijk blijven tegen mensen (en katten) die op mijn zenuwen werken.

Enigszins te relateren aan het eerste punt, het voornemen om minder te vloeken. Mensen in mijn privé leven kunnen mij irriteren en op mijn zenuwen werken. Ik sta dan niet te boek als meest sympathieke persoon die subtiele hints geeft aan mensen. Nee, ik sta meer bekend om het afsnauwen van mensen en betweterig gedrag vertonen. Hoewel katten er weinig last van hebben als ik ze afsnauw, denk ik dat zij mijn ongeduld toch ook af en toe opmerken. Als ze weer een vaas omgooien of mijn broodje aan het opeten zijn die ik zojuist op tafel heb gezet, ga ik schreeuwen. Ik kan hard schreeuwen. Het is de vervanger voor de snauw. Het is namelijk zo dat als een persoon mijn snauw niet begrijpt en er niks mee doet ik tegen die persoon kan gaan schreeuwen. Genoeg reden lijkt mij om hier in 2014 mee aan de slag te gaan.

5.Leren om de planten water te geven.

Het is een feit. Planten gaan dood bij mij. Sinds mijn achttiende woon ik op mijzelf en alle planten om mij heen gaan binnen enkele weken tot dagen dood. Dit komt over het algemeen niet door droogte, maar door teveel water. Raar toch, mensen gaan gewoon kotsen als ze teveel eten of drinken, planten gaan direct dood. Ik kan er niet mee overweg. Als ik te horen krijg dat de plant gedoceerd water moet krijgen, ben ik geen stap verder. Hoeveel is gedoceerd? Wanneer moeten ze gedoceerd water krijgen en waarom is het voor elke plant weer anders? Time to learn…

6. Vaker de tv uitzetten en een goed boek lezen.

Als ik een avond vrij ben, breng ik die geregeld door voor de tv. Ik zap een beetje of ga Netflixen. Zeer verslavend allemaal. En hoewel ik veel goede boeken in mijn kast heb en mij geregeld voorneem om te lezen, denk ik vaak: eerst even tv kijken, dan ga ik daarna nog wel even lezen. Niet dus. Het lezen komt er te weinig van. En dat is jammer. Als kind las ik dagen achtereen boeken en kon ik zo dagenlang geen (of toch in ieder geval weinig) tv kijken. Je verliezen in een goed boek is iets moois en ik vind het jammer dat de tv die rol aan het overnemen is, waarbij mijn eigen fantasie zo minimaal is. In 2014 ga ik lezen.

7. Blijven schrijven over onderwijs en studie.

Schrijven vind ik leuk en het wordt steeds leuker. Veel mensen om mij heen studeren, zitten in het onderwijs of zijn hier op een andere wijze bij betrokken. Als mensen hierover praten, kom ik hier niet graag tussen en voel ik me snel te klein om te laten zien dat ik er ook heus wel wat van weet. Graag zou ik willen zeggen: “Ik schijn een masterstudie te doen tot gedragspecialist in het onderwijs na een studie tot leerkracht, dus ik denk dat ik er meer van weet dan jij.” Maar dat doe ik niet. Schrijven daarentegen doe ik wel. En hoewel ik via deze weg niemand op zijn tenen wil trappen, is dit voor mij wel een manier om mijn eigen belevenissen te vertellen.

8. Voor elk kledingstuk dat ik aanschaf twee kledingstukken weggooien.

Ik hou van kleding winkelen. Wie niet? Hoewel ik de afgelopen tijd weinig nieuwe kleding heb gekocht, puilt mijn kledingkast uit. De helft draag ik niet eens meer. Toch ligt het in mijn kast en weiger ik het allemaal in één keer weg te gooien. De oplossing is dus simpel: Als ik iets nieuws koop, moeten er twee kledingstukken weg. Zo gaat het proces van afscheid nemen van kleding geleidelijk en voor mijn gevoel relaxed. Overigens geldt dit niet voor schoenen. Mijn kratten, tassen en lades met schoenen houd ik allemaal.

9. Mijn ‘ik moet ontbijten-dieet’ voortzetten.

Een aantal jaar heb ik niet ontbeten. Ontbijten kost tijd, ik lig liever langer in mijn bed ’s ochtends. Zelfs een crackertje kreeg ik niet door mijn keel. Hierdoor woog ik een tijd te weinig. Ontbijten is essentieel voor een energieke dag en het zorgt er bij mij voor dat mijn maag zo gerekt is dat ik meer eet op een dag. In mijn geval mogen er nog wat kilo’s bij (luxe probleem, I know), dus ik ga hier stug mee door.

10. Chocolade zien als een extraatje voor af en toe, niet als een veelvoorkomende snack.

Dit laatste, en misschien wel pijnlijkste voornemen, is mijn zwakte. Veel mensen hebben het probleem dat ze chocolade erg lekker vinden. Ik ook. Het is zo erg, dat toen ik in totaal zeven chocoladeletters van de Sint had gekregen, mijn vriend ze bovenop de kast heeft gelegd waar ik niet bij kan. Nee, het is zelfs zo erg, dat ik toen uit boosheid en frustratie naar de supermarkt ben gegaan… en chocolade heb gekocht. Kom niet tussen mij en mijn chocolade. Misschien moet ik zelf tussen mij en de chocolade komen, want deze geregelde snack is ongezond en draagt niet echt iets bij. Duidelijk.

Positief denken (poep in je broek)

Positive Thinking Word Cloud ConceptHet is 7 uur ’s ochtends als de wekker gaat. Ik rek me uit, sta op, trek de capuchon van mijn onesie over mijn hoofd en ga ontbijten. Ik voel me vrolijk. Ik haal grapjes uit met mijn katten en zing liedjes. Blijkbaar straal ik mijn vrolijkheid uit, want op weg naar mijn werk krijg ik van meerdere onbekenden een “Goedemorgen!”  naar mijn hoofd. Ik lach en zwaai terug en gooi er een “Hoi, fijne dag!”  achteraan.

Het is druk op het werk. Veel gekuch van kinderen, verhoging hier en daar en veel poepbroeken. Als ik een jongen wil verschonen, is hij doorgelekt. “Bah, poep!” roept hij. Ik kijk naar zijn fronsende gezicht en moet lachen. Terwijl ik zijn vieze kleding verschoon, begin ik in plaats van ‘er staat een paard in de gang’, ‘ja ja ja, poep in je broek’  te zingen. Het jongetje kraait mee terwijl ik een laatste hand leg aan zijn schone kleding.
Terwijl de situatie zich voordoet denk ik aan alle liedjes die ik zing met de kinderen. Bij voorkeur persoonlijke liedjes, waar de namen van de kinderen in verwerkt zijn. Ik hoor dan ook geregeld als ik een aantal van deze liedjes heb gezongen: “Nu die met mijn naam, Julia!” Hoewel ik in mijn achterhoofd moet zuchten omdat elk kind weer wat van me wil en ze altijd nog meer willen, ga ik uiteraard alle namen even af om iedereen in het zonnetje te zetten. En ik vind het eigenlijk nog leuk ook! De sfeer die het met zich meebrengt, het gelach van de kinderen en de positieve reacties die ik krijg, maakt dat ik elke keer positief wil denken, ook als het even tegenzit. Uiteraard ook wel eens moeilijk. Voor mij een reden om voor elke situatie waar ik tegenop zie een liedje te verzinnen en te zingen. Dan maak ik alles wat luchtiger voor mijzelf en kijk positief naar de lastige dingen.

Laatst begon ik tijdens wat schoonmaakklusjes op het werk een persoonlijk liedje te zingen waar de naam van één van mijn katten in wordt genoemd. Een kind kijkt me aan alsof ik gek ben. Ik benoem dit: “Je kijkt me aan alsof ik gek ben!” Ik krijg het wijze antwoord terug: “Je bent niet gek maar je bent niet goed wijs.” En zo is het maar net.

Yes, in the pocket! That feeling of relief.

focus on results

Het is maandagochtend. Je voelt je al een tijd niet fit. Na het weekend voel je je ogen scheel staan en je hebt knallende koppijn. Wat doe je? Je gaat uitzieken. Ik dus ook.
Ik draai me om en val weer in slaap. Als ik een paar uur later wakker word, schrik ik ineens. De uitslag van de eerste toetsing! Zal ik hem al binnen hebben?
Onze eerste toetsing was een beroepsproduct in de vorm van verslag en film en ging over dialogen rond onderwijsbehoeften. Op stage ging ik aan de slag met een kind in het autismespectrum stoornis en heb aan de hand van gesprekken een lessenserie gemaakt die aansluit op de behoeften die hij zelf uitspreekt.
Een eerste werkstuk maken voor een opleiding is lastig. Er moet nagedacht worden over het niveau dat van je wordt verwacht en op welke manier jij je gaat verwoorden. De literatuur die je toevoegt moet van wetenschappelijk niveau zijn (de boeken van de Pabo voldoen niet allemaal meer) en relevant zijn voor je verhaal.
Ik open mijn mail. Ja, daar staat de naam van mijn beoordelaar met de beoordeling van mijn ingeleverde werkstuk. Ik open de bijlage en scroll met kloppend hart naar ‘eindresultaat’. Overige zaken op het beoodelingsformulier interesseren me niet. Ik wil alleen weten of ik het gehaald heb. Ik geloof haast niet wat er staat aangekruist. Gehaald? Gehaald!
Om zeker van mijn zaak te zijn scroll ik het beoordelingsformulier nog eens door of het wel klopt dat ik de toets in één keer heb gehaald. Immers, mijn eerste toetsen op de Pabo moest ik allemaal herkansen en ik heb nog uitgebreide gesprekken met docenten gevoerd over wat er enerzijds in colleges werd behandeld en anderzijds van mij werd gevraagd op de toets. Ook hier was ik niet zeker van mijn zaak. Daarom voel ik misschien juist niet de trots, maar vooral de opluchting die een positieve beoordeling met zich meebrengt. De Masteropleiding geeft meer houvast en werkt gestructureerd toe naar de toetsing, aan de hand van vele casussen en eigen inbreng van de student. Prima dus. Uitgebreide feedback in mijn werkstuk geeft mij zekerheid voor het schrijven van mijn volgende werkstukken. Maar tot die tijd kan ik maar één dingen denken: yes, in the pocket!